Op dit moment is ongeveer 8% van de energie in het Nederlandse vervoer van hernieuwbare oorsprong. Dat percentage moet fors omhoog om binnen de grenzen van 1.5 graad Celsius opwarming van de planeet te blijven. Het Platform vindt dat dit percentage moet zijn gegroeid tot eenderde aandeel van hernieuwbare energie in vervoer in 2030 in Nederland. Het huidige beleid leidt naar verwachting tot ongeveer 15% hernieuwbare energie in vervoer. De ambitie moet dus omhoog.
Omdat elektrisch vervoer tijd nodig heeft om fors op te schalen, spelen hernieuwbare brandstoffen een belangrijke rol in het verduurzamen van de sector. Daarom is de inzet van hernieuwbare brandstoffen nodig om de emissies van fossiele CO₂-emissies significant te verlagen. Hernieuwbare brandstoffen kunnen worden toegepast in bestaande voertuigen, aggregaten, schepen en vliegtuigen, geleverd met de bestaande tankinfrastructuur. Dit versnelt het behalen van de klimaatdoelen in vervoer. De inzet van volumes hernieuwbare brandstoffen verschuift na verloop van tijd van wegvervoer naar inzet in zee- en luchtvaart en chemie. In zowel het Europese en Nederlandse beleidsdomein is meer aandacht nodig voor het vergroenen van de moleculen in zowel transportbrandstoffen als in andere sectoren zoals de chemie.
Fossiel vervangen door hernieuwbare grondstoffen vraagt om een sterke grondstoffenstrategie. Het doel is om een betrouwbare fossiele aanvoerlijn te vervangen met een even betrouwbare aanvoerketen van groene grondstoffen. Het gaat om toegang tot hernieuwbare elektriciteit (groene waterstof) en circulaire of groene bronnen voor koolstof, zoals biogrondstoffen. Voor een betrouwbare biogrondstofketen is een duurzame keten een randvoorwaarde. Hiervoor is een instrumentarium nodig dat voorrang geeft aan duurzame biogrondstoffen met een zo hoog mogelijke CO₂-reductiebesparing, die bovendien goed scoren op de volgende ontwerpparameters:
Als we het goed organiseren is de huidige fossiele energievraag van de vervoersector in Nederland en Europa te vervangen met hernieuwbare energie. Het gaat om een aanpak van verminderen van de energievraag, zoveel mogelijk elektrificatie, en vloeibare en gasvormige brandstoffen op basis van afval- en residuestromen. Deze zijn in principe in Europa zelf beschikbaar te maken, met grondstoffen die niet nodig zijn voor andere functies. Het kerndoel is streven naar maximale koolstofefficiëntie.
Dit doel definiëren we als hoe te zorgen dat per hernieuwbaar koolstofatoom zoveel mogelijk fossiele energie wordt vermeden. Voor nieuwe koolstofbehoefte is een hernieuwbare koolstofbron nodig in plaats van fossiel. Hierin zijn biorefinery en e-refinery belangrijke instrumenten.
Een invulling van maximale koolstofefficiëntie is het ontwerpen van een systeem met ’enhanced fuels’ ofwel e-fuels. Dat wil zeggen dat met het surplus van CO₂ uit de biobrandstofketens brandstoffen worden gemaakt middels elektrolyse op basis van hernieuwbare elektriciteit. Overigens zullen de kosten van deze synthese naar e-fuels nog sterk omlaag gebracht moeten worden. Een alternatief is het surplus van biogene CO₂ op te slaan om negatieve emissies te bereiken, zogenoemde BECCS. Dat moet dan wel waarde krijgen voor de markt.